Wijziging spelregels 2019-2020

Volleybal is een sport, die continue in ontwikkeling is. Daar hoort ook bij dat steeds bekeken wordt of de spelregels aanpassing behoeven. Enerzijds om aansluiting tussen de niveaus te blijven bewerkstelligen en anderzijds om het spelplezier zo optimaal mogelijk te laten zijn.

Zo worden ook in het komende seizoen een aantal spelregelwijzigingen in Nederland doorgevoerd:

  • De Topdivisie gaat spelen met dezelfde spelregels als de Eredivisie.
  • De tweede bal in de rally wordt, als deze bovenhands wordt gespeeld én aan de eigen kant blijft, soepeler beoordeeld (geldt voor alle niveaus).
  • De voorspelers én de achterspelers van het serverende team kunnen onderling geen opstellingsfout maken. Wel met betrekking vóór-achter. (geldt voor 1e divisie en lager).
  • De wisselregel, zoals deze in de 1e divisie en lager wordt toegepast, gaat ook gelden voor alle jeugdklassen.

Wat betekenen deze wijzigingen voor ons als trainer en coach? Daar probeer ik in dit artikel een antwoord op te vinden. Daarnaast doe ik een poging de wijzigingen helder uit te leggen.

 

Topdivisie dichter naar de Eredivisie toe

Veel wedstrijden in de Topdivisie worden gespeeld in omstandigheden, die ook in de Eredivisie van toepassing zijn. Bijvoorbeeld boarding, ballenkinderen, speaker, enzovoorts. Het wordt steeds meer gezien als een voorportaal voor de Eredivisie. Dit voorjaar is een enquête gehouden onder de trainers/coaches en de scheidsrechter in de Topdivisie over de veel gehoorde wens om voortaan met dezelfde spelregels als de Eredivisie te spelen. Meer dan 80% van de coaches en ongeveer 2/3e van de scheidsrechters vindt dat een goed idee. Er is één groot nadeel, vinden alle coaches, namelijk het niet meer kunnen gebruiken van de nieuwe wisselregel. De keuze was namelijk alles of niets, om te voorkomen dat er 3 verschillende spelregelniveaus zouden ontstaan.

Voor de Topdivisieteams betekent dat dit de grootste veranderingen zijn:

  • De e-score wordt gebruikt (en geen DWF meer). Een team mag dan voortaan uit maximaal 14 spelers bestaan. Let daar wel op dat er dan wel restricties zijn aan het aantal libero’s. Bij meer dan 12 spelers zijn er verplicht 2 libero’s. Bij 12 spelers mag gekozen worden voor 1 of 2 libero’s. Bij 11 spelers of minder mag er maar met één libero gespeeld worden.
  • De “oude” wisselregel wordt weer van toepassing: 1x erin en 1x eruit.
  • Er gelden weer strengere regels voor het “bankgebeuren”. Bijvoorbeeld 1e stoel is voor de coach.
  • Het schermen wordt soepeler beoordeeld, want er wordt daarvoor pas gefloten als de serveerder én de balbaan aan het zicht van de tegenstander worden onttrokken.
  • Een time-out duurt in alle gevallen 30 seconden en tijdens de time-out moet het speelveld vrij blijven.

Het zal best wennen zijn voor een aantal teams, maar de stap van de Topdivisie naar de Eredivisie zal hierdoor waarschijnlijk weer wat kleiner worden. Ook betekent het voor het scheidsrechtercorps dat er wat meer uitgewisseld kan worden tussen de Topdivisie en de Eredivisie, waardoor het arbitrageniveau van de Topdivisie nog verder omhoog kan.

 

De internal pass (2e bal wordt soepeler beoordeeld)

Internal pass: de 2e bal (set-up) die bovenhands met de vingers gespeeld wordt en die aan de eigen kant van het net blijft moet soepel beoordeeld worden, tenzij de bal gedragen of vastgehouden wordt. (2 x spelen door dezelfde speler, regel 9.1.1 en regel 9.3.4, horen hier niet bij!)

Een doorn in het oog van menige coach en speler: een scheidsrechter die (te) veel fluit voor technische ballen. Ook het publiek snapt regelmatig niet waarom een 2e bal wordt afgefloten, zeker als het in een lange, mooie rally gebeurt. Ook internationaal wordt de 2e bal steeds soepeler beoordeeld. En dat komt het (rally)spelletje ten goede!

Hoe wordt de 2e bal in de rally dan komend seizoen beoordeeld?
Als de 2e bal het net passeert moet deze op dezelfde manier beoordeeld worden als een 3e bal. Dus 2x raken of lang vasthouden is fout. Als de 2e bal aan de eigen kant blijft wordt deze soepeler beoordeeld. Namelijk hetzelfde als een 1e bal, die bovenhands gespeeld wordt. Kort 2x raken, vaak leidend tot een draaiende bal, mag dus gewoon. Het lang vasthouden dan wel heel duidelijk 2x raken zijn fout. Dat laatste is het verschil met de 1e bal. Die mag namelijk 2x gespeeld worden als de aanrakingen in één actie plaatsvinden. En dat mag dus niet bij de 2e bal. Ook geldt de soepele beoordeling alleen als het een bovenhandse bal betreft.
In het begin van het seizoen zal dat voor alle scheidsrechters, spelers en coaches zoeken zijn naar de juiste balans en juiste interpretatie. Dit jaar werd de internal pass (zo wordt de soepel beoordeelde 2e bal genoemd) voor het eerst in de Eredivisie toegepast. Dat leidde in de eerste wedstrijden best tot behoorlijk wat commotie, maar gaandeweg raakt iedereen aldaar gewend en is er meer begrip voor de interpretatie door de scheidsrechters.

We kunnen wel stoppen met de techniektrainingen bij de jeugd?

Dat is een veel gehoorde kreet als trainers voor het eerst horen over de internal pass. Niets is in mijn ogen minder waar! Want als de 2e al niet goed gespeeld wordt door de spelverdeler is de aanvaller in de meeste gevallen niet in staat om die goed te verwerken tot een spetterende aanval. Dus wie heeft het meeste last van de foute bal? Juist: de eigen medespeler!
Het blijft dus van groot belang om op de bovenhandse techniek te blijven trainen. Want met een goede techniek krijg je toch het mooiste volleybal!

 

Minder opstellingsfouten bij serverende team

Op het moment dat de bal door de serveerder wordt geslagen, moeten alle spelers van het ontvangende team zich in hun servicevolgorde op hun eigen speelveld bevinden.

Het serverende team kan géen opstellingsfouten maken met betrekking tot links-rechts, wél met betrekking vóór-achter. Het team blijft zélf altijd verantwoordelijk voor de juiste servicevolgorde. Notatie van de beginopstelling is een vereiste op álle niveaus ongeacht of gebruik gemaakt wordt van DWF resultaat invoeren of live bijhouden.

De (nieuwe) regel geldt alleen voor de 1e divisie en lager (dus tot en met de C-jeugd). Twee jaar geleden is de nieuwe regel voor schermen ingevoerd. Daar bij geldt dat de serveerder óf de balbaan niet aan het zicht van de tegenstander onttrokken mag worden. In het begin werd daar streng op gefloten en dat leidde ook tot veel irritatie. De afgelopen periode wordt daar weer minder op gelet, wat vervolgens ook weer tot irritatie leidt, omdat passers regelmatig onvoldoende zicht hebben. In de handleiding en de toelichting op de spelregels staat dat spelers een armlengte uit elkaar moeten staan en dat er geen “omgekeerde piramide” gevormd mag worden.
Regelmatig geven spelers aan, als er voor scherm gefloten wordt, dat het niet de bedoeling was om te schermen. Ze staan dan zo dicht bij elkaar aan het net om snel hun (blok)positie te kunnen innemen.
Om dit argument te doorbreken en het schermen beter te kunnen aanpakken is besloten om de opstelling bij de serverende partij voor vrij te laten voor de voorspelers onderling en voor de achterspelers onderling (ze hoeven dus daar niet in de opslagvolgorde te staan). Daarmee kan de armlengte uit elkaar beter gehandhaafd worden. Het zich voor de passer wordt weer beter en daarmee krijgen we leuke(re) volleybalrally’s!
Doordat er geen opstellingsfouten meer gemaakt kunnen worden is het (vooral op lager) niveau lastiger om de opslagvolgorde te controleren. Daarom wordt het verplicht om op alle niveaus waar DWF resultaatinvoeren wordt gebruikt aan het begin van alle sets de opslagvolgorde te noteren.

Wat betekent dat nou voor mij als trainer?

Nou, het biedt kansen. Je kunt spelers aan het net beter positioneren voor de blokkering en de verdediging. Dat is tenslotte hun eerste taak. Mijn (buiten)speelsters vinden het nog steeds lastig om nadat ze aan het net gewisseld hebben hun juiste positie voor de blokkering te vinden. Bij mij moeten ze namelijk een armlengte uit de antenne beginnen met blokkeren. Ook mijn libero heeft regelmatig problemen om in de goede positie te starten na het wisselen. Nu kunnen ze daar alvast gaan staan en zich volledig concentreren op de pass, de set-up en aanval van de tegenstander. Ook zal er in het veld minder onrust zijn en beter ingespeeld kunnen worden op een bal, die na 1x spelen bij de tegenstander direct terugkeert in ons veld.

 

De wisselregel gaat gelden in alle jeugdklassen

Toen twee jaar geleden de nieuwe wisselregel werd ingevoerd is ervoor gekozen dat bij de jeugd alleen in de hoofd- en topklassen toe te passen. De angst bestond dat in de lagere jeugdklassen een sterke serveerder of een sterke aanvaller op bepaalde posities steeds ingezet wordt en daarmee heel dominant in de wedstrijd kan zijn. Deze angst blijkt niet terecht. Uit een in het voorjaar gehouden enquête blijkt dat een overgrote meerderheid van de trainers/coaches een voorstander zijn van het invoeren van de wisselregel in de laagste jeugdklassen. Veel gehoord argument: de scheiding in spelregels maakt het lastig bij promotie halverwege het competitieseizoen. In veel regio’s wordt namelijk gespeeld in twee halve competities.

 

Peter Boogaard

coach/trainer bij VC ODI uit Middelbeers én
hoofd nationale arbitrage zaalvolleybal

 

Dit artikel is ook op te slaan / te lezen als PDF. Klik daarvoor hier: Wijziging spelregels